Home ► Biologie ► Lesmateriaal ► Prooi-roofdiergrafiek
Prooi-roofdiergrafiek
Invloeden op een organisme
-
Milieu: leefomgeving van een organisme.
-
Biotische factoren: invloeden afkomstig van de levende onderdelen van het milieu. Bijvoorbeeld: soortgenoten, roofdieren, prooidieren, voedselconcurrenten, ziekteverwekkers, etc.
-
Abiotische factoren: invloeden vanuit de niet-levende (levenloze) onderdelen van het milieu. Bijvoorbeeld: temperatuur, licht, lucht (wind), water (neerslag), bodemgesteldheid, etc.
Biologisch evenwicht
-
Biologisch evenwicht is een toestand in een ecosysteem waarbij de grootte van elke populatie niet erg verandert; de populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde.
-
De grootte van een populatie is afhankelijk van biotische en abiotische factoren.
-
Het verband tussen de populatiegrootte en een abiotische factor kan in een grafiek worden weergegeven.
- Op de x-as wordt de abiotische factor afgezet.
- Op de y-as wordt de populatiegrootte afgezet
In de grafiek zijn af te lezen:
- Het minimum: de laagste waarde die door de individuen van de soort verdragen wordt;
- Het maximum: de hoogste waarde die door de individuen van de soort verdragen wordt;
- Het optimum: de waarde die het gunstigst is voor de individuen van de soort.
Roofdieren en prooidieren
In de natuur is het evenwicht tussen roofdieren en prooidieren vaak moeilijk te onderzoeken. Het is heel moeilijk alle dieren in een bepaald gebied te tellen, omdat de meeste dieren zich verborgen houden. Bovendien kunnen er tijdens het onderzoek dieren bijkomen uit andere gebieden, of juist daarnaar wegtrekken.
Het evenwicht tussen roofdieren en prooidieren is wel na te bootsen, bijvoorbeeld bij eencellige organismen. Het pantoffeldiertje is een diertje dat ten prooi kan vallen aan een amoebe. Beide eencelligen leven in het water. Het biologisch evenwicht tussen deze twee soorten kan in een reageerbuis onderzocht worden.
Bij een onderzoek hiernaar werden 30 pantoffeldiertjes en 2 amoeben in een reageerbuis gedaan. De pantoffeldiertjes kregen voldoende voedsel. Elk uur werd geteld hoeveel individuen er van beide soorten aanwezig waren. De resultaten staan in onderstaande tabel.
Tijd |
Aantal |
Aantal |
Tijd |
Aantal |
Aantal |
Begin |
30 |
2 |
Na 20 uur |
99 |
15 |
-
Maak in Excel een grafiek van bovenstaande resultaten. Zet op de x-as de tijd af, zet op de linker y-as het aantal pantoffeldiertjes af en zet op de rechter y-as het aantal amoeben af.
-
Bij het onderzoek kregen de pantoffeldiertjes voldoende te eten. Leg uit waarom dit gegeven van groot belang is.
-
Noem twee factoren waardoor een populatie groter kan worden en twee factoren waardoor een populatie kleiner kan worden.
-
Hoeveel pieken zijn er te zien in de grafiek van de aantallen pantoffeldiertjes? En hoeveel van de aantallen amoeben?
-
Komen de pieken van de aantallen pantoffeldiertjes vlak na de pieken van de aantallen amoeben, of andersom? Leg uit hoe dit komt.
-
Worden de schommelingen in de aantallen na verloop van tijd groter of kleiner? Leg uit hoe dit komt.
-
Maak een schatting van de evenwichtswaarden (waaromheen de aantallen schommelen. Tip: maak gebruik van trendlijnen in Excel.
-
Populatiegroei wordt door (a)biotische factoren afgeremd. Leg uit hoe dit leidt tot natuurlijke selectie.
Links